Dit gewaad voor een zogenaamde oosterse prinses, wordt in Arabische landen wel door vrouwen gedragen die in een harem van een machtig
heerser verblijven. Omdat deze haremvrouwen doorgaans tegen hun zin in een dergelijke harem aanwezig zijn, kan men hen ook zondermeer
als haremslavinnen gaan beschouwen. De kleding van een haremvrouw (odalisk) is van de ene kant bijzonder gracieus en van de andere
kant vaak ook verhullend. De satijnen broek van het harempakje, wat dit tweede vermeende oosterse prinsesje draagt, heeft een laag kruis
en opgepofte pijpen. En hij is crème-wit van kleur. De geribbelde onderrand van de broekspijpen
is van elastiek voorzien en daardoor nauwsluitend. De zoom van de taille van de broek is eveneens nauwsluitend en voorzien van
elastiek. Voor de meisjes die dit pak gaan dragen, is er voor de noodzakelijke discretie wel een shirt bij aanwezig, hoewel een
echte odalisk zich daar in het openbaar niet mee zal gaan vertonen. Het katoenen shirt is rood van kleur. Onder de halsrand van
het shirt zijn drie fraaie bloemfiguurtjes aangebracht. En de korte mouwtjes van het shirt zijn, net als de broek, gemaakt van
crème-witte satijn. Op die mouwtjes bevinden zich twee opvallende sierrandjes. En aan de onderkant van de mouwtjes zijn rode balletjes aangebracht. Om de lendenen draagt dit haremmeisje een puntvormige en fraaiversierde rode buikband. Bij dit kostuum wordt een sluier van rode organza gedragen, welke met de bovenkant (van achteren langs) over het hoofd wordt gedragen. Het elastiek wat eraan vastzit, moet vanaf het voorhoofd (over de met de organza bedekte hoofdharen heen) over het hoofd worden getrokken. Aan één van de punten van de sluier wordt door de odalisk de sluier voor de mond gehouden. Dit om het betoverende en mysterieuze effect van deze uitdossing te vergroten. De randen van de sluier zijn ook weer met sierrandjes afgewerkt. Op het hoofd draagt deze haremvrouw verder nog een rood, fraai versierd, vilten kroontje. Dit curieuze tenue is geschikt voor meisjes van 5 tot 8 jaar oud.